Plattdeutsch-Hochdeutsches Wörterbuch für Ostfriesland

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Substantive

die Dohle

de Kaa, Pl.: de Kaen

die Dohle

Hans Kaa

weitere Treffer anzeigen

weitere Treffer

Substantive

der Anwalt (Rechtsanwalt)

de Avkaat, Pl.: de Avkaten

die Bahnkarte

de Bahnkaart, Pl.: de Bahnkaarten

die Kate

de Kaat, Pl.: de Katen

die Schubkarre

de Schuuvkaar, Pl.: de Schuuvkaren

kl., scharfes Messer (ursprüngl. z. Ausnehmen v. Heringen)

dat Kaakmest, Pl.: de Kaakmesten

das Lokal

dat Lokaal, auch hdt.: Lokal, Pl.: de Lokalen

das Plakat

dat Plakaat, Pl.: de Plakaten

die Ente (Löffelente)

de o. dat Lepelbeck, de Lepelbeckaant, Pl.: de Lepelbecken, Lepelbeckaanten

der Rechtsanwalt

de Avkaat, Pl.: de Avkaten

das Zugticket

de Bahnkaart, Pl.: de Bahnkaarten

die Fahrkarte

de Fahrkaart, Pl.: de Fahrkaarten

der Adler (Fischadler)

de Fiskaar, Fissaar

die Freikarte

de Freeikaart, Pl.: de Freeikaarten

die Dohle

de Kaan, Pl.: de Kanen

die Karre

de Kaar, Pl.: de Karen

die Karte (in allen hdt. Bed.)

de Kaart, Pl.: de Kaarten

die Landkarte

de Kaart, Pl.: de Kaarten

die Fahrkarte

de Kaart, Pl.: de Kaarten

kleine Hütte

de Kaat, Pl.: de Katen

die Ente (Knäkente)

de Knääkaant, Pl.: de Knääkaanten

die Ente (Schnatterente)

de Kraakaant, Pl.: de Kraakaanten

die Kreditkarte

de Kreditkaart, Pl.: de Kreditkaarten

die Ente (Krickente)

de Krick/e, Krickaant, Pl.: de Kricken, Krickaanten

die Lohnsteuerkarte

de Lohnstüürkaart, Pl.: de Lohnstüürkaarten

der Muskat

de Muskaat

der Muskat

de Muskaatnööt

der Pelikan

de Pelikaan, Pl.: de Pelikanen

der Pokal

de Pokaal, Pl.: de Pokalen

die Postkarte

de Postkaart, Pl.: de Postkaarten

die Karre (abw. f. alte Fahrzeuge aller Art)

de Rutterkaar, Pl.: de Rutterkaren

schlecht gepflegtes, meist altes Fahrzeug (jeder Art)

de Rutterkaar, Pl.: de Rutterkaren

die Scheckkarte

de Scheckkaart, Pl.: de Scheckkaarten

die Schikane

de Schikaan, auch: Schikane, Pl.: de Schikanen

die Schiebkarre

de Schuuvkaar, Pl.: de Schuuvkaren

geräucherter Aal

de Speckaal, Pl.: de Speckalen

die Speisekarte

de Spieskaart, Pl.: de Spieskaarten

die Ente (Stockente)

de Stockaant, Pl.: de Stockaanten

die Telefonkarte

de Telefoonkaart, auch: Telefonkaart, Pl.: de Telefoonkaarten, auch: Telefonkaarten

die Dohle

de Toornkaan, Pl.: de Toornkanen

die Trauerkarte

de Trüürkaart, Pl.: de Trüürkaarten

die Trauerkarte

de Trüürkaart, Pl.: de Trüürkaarten

der Vokal

de Vokaal, auch: Vokal, Pl.: de Vokalen

der Vulkan

de Vulkaan, auch hdt.: Vulkan, Pl.: de Vulkanen

kl., zweirädrige Karre (v. Pferd gezogen)

de Wippkaar, Pl.: de Wippkaren

kl., zweirädrige Karre (v. Pferd gezogen)

de Wüppkaar, Pl.: de Wüppkaren

der Aufprall

de Kaats (selten), Pl.: de Kaatsen

Verben

schleudern (kräftig werfen)

kaatsen (selten)

kaatsen (schleudern)

Infinitiv, Imperativ	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
kaatsen (schleudern), kaats / kaatst	ik	kaats	kaatsde	kaatst
	du	kaatst	kaatsdest
	he/se/dat	kaatst	kaatsde/kaats
	wi/ji/Se/se	kaatsen/kaatst	kaatsden

absprechen (heimlich)

ofkaartjen

ofkaartjen (heimlich absprechen)

Infinitiv, Imperativ	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
ofkaartjen (heimlich absprechen), kaartje of / kaartjet of	ik	kaartje of	kaartjede of	ofkaartjet
	du	kaartjest of	kaartjedest of
	he/se/dat	kaartjet of	kaartjede of/kaartje of
	wi/ji/Se/se	kaartjen of/kaartjet of	kaartjeden of