Plattdeutsch-Hochdeutsches Wörterbuch für Ostfriesland

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Substantive

das Schild

dat Schild, Pl.: de Schiller

weitere Treffer anzeigen

weitere Treffer

Substantive

die Schildkröte

de Padd, auch: Padde, Pl.: de Padden

de Waterschildpadd, auch: Waterschildpadde, Pl.: de Waterschildpadden

die Schildlaus

de Skildluus, Pl.: de Skildlusen

die Schildlaus

de Plattluus, Pl.: de Plattlusen

die Schildkröte

de Schildpadd, auch: Schildpadde, Pl.: de Schildpadden

Verben

vertellen

Infinitiv, Imperativ	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
vertellen (erzählen), vertell / vertellt	ik	vertell	vertellde	vertellt
	du	vertellst	vertelldest
	he/se/dat	vertellt	vertellde/vertell
	wi/ji/Se/se	vertellen/vertellt	vertellden

utmalen

Infinitiv, Imperativ	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
malen (malen), maal / maalt	ik	maal	maalde	maalt
	du	maalst	maaldest
	he/se/dat	maalt	maalde/maal
	wi/ji/Se/se	malen/maalt	maalden

Redensartenanzeigen